Na 1700

In de ‘Tegenwoordige Staat van Friesland’ van 1786 staat het volgende over Hitzum vermeldt: “Hitzum, een klein dorp, hebbende 12 stemmen, tusschen Achlum en Herbajum gelegen. Rondom de kerk heeft men hier veel hoog en vruchtbaar bouwland, door ‘t welk, ten Westen des dorps, de vaart van Franeker naar Arum loopt. Men ziet hier nog de hieming en graften van de oude sterke State Roordema-stins en over de voornoemde vaart ligt een verstrooide buurt, met naame WesterHitzum”.

Van hoog en vruchtbaar bouwland was ook in het verleden sprake. De Prekadastrale Atlas van Fryslân (Fryske Akademy, Ljouwert 1990) geeft dit ook aan. De vruchtbare gronden in het centrum van het dorp waren in eigendom bij de kerk of de adel.
Ook Rienck Hemmema (zie ook  friesche adel Burmania) had zijn bedrijf op deze vruchtbare grond. In de Ochieren van Westergo wordt zowel in 1640 als in 1728 aangegeven, dat het dorp 12 stemhebbende plaatsen heeft. Een stemhebbende plaats was een boerderij met bijbehorende landerijen (sate), waaraan belangrijke rechten werden verbonden. De eigenaar van een sate had al in de middeleeuwen zitting in het dorps- of griete-nijgerecht. In latere tijden kon hij zijn stem uitbrengen voor de benoeming van een grietman. Ook bij de benoeming van een predikant of kerkvoogd kon hij zijn stem laten gelden. Voor de inkomsten van de overheid was het de basis van de belastingaanslag.

Een belangrijke bron voor de geschiedenis van de lokale historie in Fryslân is de “Stads- en Dorpskroniek van Friesland” deel I en II van Dr. G.A. Wumkes (Leeuwarden 1930 en 1934). “Nieuws uit de steden en dorpen van 1700 tot 1900”. De eerste vermelding over Hitzum in de Stads- en Dorpskroniek dateert van 18 juni 1767: behalve de verkoop van de voorname herberg De Valk in Franeker, wordt de verkoop aangekondigd van “4 stemgerechtigde plaatsen onder Hitzum, zullende ruim 90 pondematen beste tichelen pateelklei onder deze plaatsen behoorende apart bij stukken worden verkocht”.

In 1775 worden er opnieuw een aantal pondematen los land te Hitzum en Doijum verkocht. Dit land is in gebruik bij Paulus Scheltema. Deze Paulus Scheltema te Doijum komen we in 1804 opnieuw tegen. Er wordt hem dan door de Maatschappij van Landbouw te Amsterdam een prijs in goud toegekend wegens een “prijsverhandeling over middelen tegen het verval van het ras der inlandsche koeien”

In 1883 wordt aanbesteed “de restauratie van kerk en toren te Hitzum en het bouwen eener consistorie aldaar, met het maken van een nieuwe kerkameublement”. In 1883 wordt eveneens melding gemaakt van een kaatspartij te Hitzum met niet minder dan 100 kaatsers. In 1884 wordt aanbesteed het inrichten van een gebouw in Hitzum voor christelijke school en bewaarschool.

Verder worden er in de tweede helft van de 19e eeuw veel terpafgravingen aangekondigd. Van het vruchtbare “hoog en vruchtbaar bouwland” (Tegenwoordige Staat, 1786) is weinig overgebleven. Wie langs de doorgaande weg door het dorp komt ziet zowel links als rechts afgegraven landerijen. In de 19e en begin 20e eeuw zijn veel terpen afgegraven en is er veel terpaarde afgevoerd naar de kwalitatief minder goede regio’s in onze provincie. Echter hier en daar is in het landschap nog een verhoging waar te nemen, dit duidt op een vroege bewoning.

In de 19e eeuw werd Hitzum ook beter bereikbaar. De belangrijkste verbinding was al sinds eeuwen de Arumervaart (waarschijnlijk in 1537 gegraven of uitgediept aldus de Prekadastrale Atlas). Transport vond meestal over water plaats. De meeste boerderijen hadden een opvaart (bijvoorbeeld de Doijumer opvaart), die op de hoofdverbinding aansloot. Echter na de Franse tijd (na 1813) begint men met het verharden van de wegen. Het heeft nogal even geduurd voor Hitzum aan de buurt was. Maar in 1856 werd de bestaande verbinding over land verhard in de vorm van een grindweg van Medum via Hitzum naar Achlum. In 1902 kwam daar nog een railverbinding bij; de tram reeds voor het eerst op 1 september 1902 van Franeker naar Hitzum, Achlum, Witmarsum, Bolsward. Hitzum was nu voorgoed ontsloten. Het was niet zo, dat het tram alleen maar mensen vervoerde. Ook vee en vracht werd met de tram naar de markt gebracht. Net voor de oorlog op 13 september 1939 reedt de laatste tram en in de eerste oorlogsjaren zijn de rails deels opgebroken. Het wegvervoer had de taak van de tram overgenomen. Echter nog een tiental jaren werden de bussen, die de passagiers vanuit Hitzum en andere dorpen vervoerden, geëxploiteerd door de Nederlandsche Tramweg Maatschappij (NTM).